• Articles

De kentering in de hongersnood

Martin Landman heeft zich tijdens de razzia in 1944 verstopt. Als onderduiker is de hongerwinter daardoor nog zwaarder. Een persoonlijk verhaal over de ontberingen.

1945 voedseldropping Bv R NL Rt SA 4140 1977 3600 01

Spaanse polder

Achter de spoorlijn lag de Spaanse Polder, toen nog onontgonnen. Ergens middenop, omringd door water en heuveltjes, lag een Duitse luchtafweerbatterij (’Flak’) met grote kanonnen, die regelmatig vuurden op hoog overvliegende geallieerde bommenwerpers. Wij gingen stiekem kijken, verscholen achter bosjes, en zagen de grote vlammen uit de kanonnen en de rookwolkjes bij de vliegtuigen op grote hoogte. Het was niet ongevaarlijk, omdat jachtvliegtuigen soms in duikvluchten de batterij beschoten. Deze batterij werd tijdens de hongerwinter, ik dacht februari 1945, ontmanteld. De houtroof na ontmanteling van de luchtafweerbatterij heb ik zelf meegemaakt. Honderden mensen stortten zich op barakken, schuurtjes, loopgraven en dergelijke om met de blote handen planken, platen, paaltjes af te rukken. Dat duurde maar één ochtend vóór de Duitsers en de politie er een eind aan maakten en het terrein door de politie werd bezet. Toch waren er nog individuele ‘houtjagers’. Meestal werden ze betrapt en moesten dan de gehele dag hout zagen voor de kachels van de politie. Ik ging er met een vriendje heen om iets van onze gading te vinden. Op de rand van het complex vonden wij een grote houten ladder, die we meesjouwden. We rustten even uit op een duintje. Plots, achter ons, ’handen omhoog’. We schrokken ons lam toen een politieagent met getrokken revolver achter ons stond. ’Meekomen’. We zagen de bui al hangen, een dag zagen. Maar de agent zag de laarzen van mijn vriendje. ’Hoe kom jij aan die laarzen?’ ’Van mijn vader, mijnheer’.’Is die politieagent?’.’ Ja meneer’. Hij moest zijn naam opgeven en wij mochten gaan. Later kreeg hij behoorlijk op zijn falie van zijn vader, die daarover was aangesproken. Ondanks alle inspanningen raakte het hout op en ook binnenshuis werden we steenkoud. We sliepen op dunne matrassen onder versleten dekens en gooiden daar nog overjassen op. Onze kleding was ook dun en versleten. Moeder kocht voor mij onderbroeken van kunstzijde die na verloop van tijd zoveel ’ladders’ vertoonden, dat ik de onderbroek van links naar rechts dubbel sloeg en met een veiligheidsspeld vastzette. Af en toe maakte ik dan een plagerig dansje voor mijn zusje, die dat niet kon waarderen. Gelukkig hadden we nog gevoel voor humor. Ons schoeisel bestond uit houten blokken met een stuk autoband eronder en kunstleren bandjes over de voeten, die snel versleten waren. Gelukkig had Pa nog wat oude leren tassen en sneed daaruit riempjes voor de houten klossen. Dat was trouwens wel afzien om daarop te lopen.

The story of
Martin Landman, 1928-
Subjects
Stories