- Artikelen
Wederafbraak
Paul Groenendijk plaatst de Rotterdamse sloopdrift in historische context en gaat uitgebreid in op redenen tot sloop, de soort gebouwen die onderhevig zijn of waren aan sloop en de verschuivende opinie.
Het lijkt een typisch Rotterdamse reflex. Als een gebouw verouderd is of in de weg staat, dan wordt het gesloopt. Rotterdammers zijn niet sentimenteel en nieuwbouw wordt veelal enthousiast ontvangen. Monumentenzorg is meer iets voor historische steden als Amsterdam of Delft.
Vooroorlogse mentaliteit
Deze mentaliteit is voor de Tweede Wereldoorlog al aanwezig. Voor de vernieuwing van de Coolsingel en de bouw van stadhuis, postkantoor en beurs worden flinke stukken stad gesloopt. Die sloop had ook nut voor de stad, want voor de bouw van het stadhuis wordt de louche achterbuurt Het Zand gesloopt. Voor de verkeersdoorstroming in de stad wordt in de jaren dertig de Meent verbreed, waarbij ook rücksichtslos wordt gesloopt. Eerder al waren twee spoorlijnen dwars door het bestaande stratenpatroon aangelegd: het Luchtspoor over de Binnenrotte en het Hofpleinviaduct. Vanwege het toegenomen autoverkeer zijn er eind jaren dertig concrete plannen om winkelcentrum Plan C bij de Oude Haven en het oude Raadhuis aan de Hoogstraat te slopen. De Delftse Poort bij het Hofplein zou worden verplaatst en was daarom gedemonteerd en tijdelijk opgeslagen.
Bombardement
Bij het verwoestende bombardement worden veel gebouwen vernield of onherstelbaar beschadigd. Maar ook gebouwen die mogelijk nog te herstellen zijn worden door enthousiaste puinruimers omvergehaald. Ambtenaren van de Bouwpolitie maken een lijst met in totaal 144 panden die op technisch-economische gronden kunnen blijven staan. De secretaris-generaal van het Departement van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen, G.A. van Poelje, adviseert alles maar af te breken: “men binde den nieuwen stedenbouwer niet aan bestaande gebouwen. Voor behoud komen alleen in aanmerking: de Delftsche Poort, het Schielandshuis en wellicht de toren van de St. Laurenskerk, de kerk zelf niet.” Deze brief van 21 mei 1940 is geciteerd in het boek De Frustratie van een Droom van E. Roelofsz. Deze auteur is duidelijk niet te spreken over de sloop van de architectonische pronkstukken: “Welk een barbaarse kaalslag!”
Verkeersdoorbraken
In later jaren wordt overigens nog meer gesloopt, voor een betere verkeersdoorstroming. Zoals de straten aan de noordkant van het Oude Westen, waardoor het Weena doorgetrokken kan worden richting Beukelsdijk. Voor een andere oostwestverbinding wordt een doorbraak tussen de Blaak en de Rochussenstraat gemaakt. Voor deze Westblaak worden de straten tussen de Oude Binnenweg en de Witte de Withstraat ruw doorbroken. Niemand die zich druk maakt om de sloop van die oude woningen. Zelfs de sloop van het overgebleven deel van de Bijenkorf van Dudok wekt nauwelijks beroering. De prachtige entreegevel staat vreselijk in de weg -midden op het huidige Churchillplein- en sloop is onvermijdelijk. Ook het gespaarde Witte Huis, een belangrijk symbool van Rotterdam, zou op termijn moeten worden gesloopt voor de aanleg van het verkeersplein bij de nieuwe brug ter vervanging van de Willemsbrug. Het gebouw wordt gezien als een storend element in de ideale nieuwe stad, net als het Schielandshuis. Van Traa stelt in het Stadsplan 1946 dat dit ook moet verdwijnen. “Het past niet in de moderne winkelhof, waarin alleen het bestaande gebouw Erasmus (HBU) is opgenomen.”
Koninginnekerk
Die rigoureuze sloopdrift leidt enkele jaren later wellicht tot het behoud van ten minste één gebouw. Voor de aanleg van de Maasboulevard eind jaren vijftig moet de historische herberg In den Rustwat wijken. Dit eigenlijk architectonisch niet erg bijzondere gebouw wordt steen voor steen afgebroken en herbouwd iets verderop nabij Arboretum Trompenburg. Een soort goedmakertje voor Heemschut en Roterodamum?
Rond 1970 ontrolt zich een nieuw sloopdrama rond de Koninginnekerk in Crooswijk. Door de ontkerkelijking zijn veel kerken te groot of overbodig geworden. Voor de groeiende groep onkerkelijken, waarvan velen zich met veel moeite van de kerk hebben afgewend, zijn vooral de grote negentiende-eeuwse kerken afschrikwekkende symbolen van onvrijheid en geestelijke terreur. De grote Koninginnekerk van Barend Hooijkaas uit 1907 met 1750 plaatsen wordt ondanks protesten en reddingsacties in 1972 gesloopt. Op de vrijgekomen plek komt een bejaardentehuis. Nog steeds is deze sloop een open wond bij oudere Rotterdammers. Later worden vooral de kerken uit de wederopbouw slachtoffer.
Industriegebouwen
De meeste gebouwen die in de twintigste eeuw zijn gerealiseerd hebben niet de pretentie eeuwig te blijven staan. De architecten van het Nieuwe Bouwen vonden het geen probleem als een gebouw dat zijn functie verloren had, zou worden gesloopt. Maar het Hilversumse sanatorium Zonnestraal is inmiddels Rijksmonument, hoewel tbc bedwongen is en de architect Duiker vond dat het dan wel gesloopt zou kunnen worden. De Van Nellefabriek is zelfs UNESCO-monument, maar er wordt geen koffie, thee en tabak meer gefabriceerd. In de wederopbouwperiode is er een vergelijkbare mentaliteit. Vooral bedrijfsgebouwen en typische havengebouwen als pakhuizen, vemen en loodsen kunnen na gebruik probleemloos worden gesloopt. Ook zijn veel bedrijfspanden uit de wederopbouw gesloopt vanwege de nieuwe bestemming van verouderde havengebieden. Aanvankelijk worden die gebieden leeg gemaakt en alle gebouwen gesloopt, zodat er eenvoudig een compleet nieuw plan uitgerold kan worden; in onbruik geraakte havenbekkens worden gedempt. De interesse voor industriële architectuur is pas iets van de laatste jaren en de kwaliteit van wonen aan het water is nog een betrekkelijk nieuw fenomeen in Rotterdam.
Woningbouw
Een derde gebouwtype dat vaak wordt gesloopt zijn woningen. De na de oorlog in hoog tempo gebouwde woningen zijn vaak in systeembouw gerealiseerd. Bouwsystemen die technisch nog niet uitontwikkeld waren en ook vaak slecht scoren op het gebied van warmte- en geluidsisolatie. Of woningen die op aantrekkelijke locaties staan, waar met nieuwbouw meer te verdienen valt. Grote delen van Pendrecht en Zuidwijk zijn vernieuwd. Ook Hoogvliet is rigoureus vernieuwd. De 600 woningen in de volgens het RBM-systeem gebouwde wijk De Horsten in Zuidwijk zijn vanaf 1993 gesloopt. Als herinnering is één woning blijven staan. Eind jaren zestig werd de sloop van oude wijken aangegrepen om af te komen van problematische bewoners. Deze tactiek wordt in Pendrecht en Hoogvliet herhaald. De wijk 110 Morgen ligt aantrekkelijk in Hillegersberg; daar zijn goedkope flats gesloopt en vervangen door koopwoningen.
Bankgebouwen
Het eerste gebouw uit de wederopbouw dat door de sloophamer sneuvelt is het kantoorgebouw van het Rotterdamsch Nieuwsblad van architect Eschauzier op de hoek van Coolsingel en Westblaak. Het maakt in 1974 plaats voor het auberginerode kantoorgebouw De Coolse Poort, dat op zijn beurt in 2019 ook in beeld is gekomen om te worden gesloopt. Na protesten van Monumentenzorg wordt nu gewerkt aan een plan waarin dit gebouw behouden blijft.
Als eind jaren tachtig de meeste open plekken in het centrum zijn bebouwd, komen verouderde gebouwen in beeld om gesloopt en vervangen te worden. Zo waren er plannen om bioscoop Luxor, warenhuis Jungerhans en de bankgebouwen aan de Blaak te slopen en er hoogbouw voor in de plaats te zetten. Bij discotheek Bristol aan het Hofplein en het Bijkorama van de Bijenkorf wordt daadwerkelijk gesloopt en ook het bouwblok met C&A en Hema aan het Beursplein sneuvelt. Hoogbouw is het credo van het Nieuwe Rotterdam.
Vanaf de jaren negentig zijn er ook plannen om de Lijnbaan en de Lijnbaanflats te slopen, die rond 2008 concreet worden. Door plaatsing op de Monumentenlijst wordt dit voorkomen. Het fraaie stationsgebouw van Sybold van Ravesteyn heeft die lijst niet gehaald en wordt in 2008 gesloopt. Al in 1990 is zijn station Hofplein gesloopt voor de aanleg van de Willemsspoortunnel.
Transformatie
Vanaf eind jaren tachtig is er een voortdurende strijd tussen de slopers en de monumentenzorgers. In de vernieuwingsdrang van het Nieuwe Rotterdam sneuvelen nogal wat gebouwen. Maar door de toegenomen aandacht voor wederopbouwarchitectuur worden ook enkele gebouwen succesvol getransformeerd: café-restaurants Dudok en de Bazar, de bankgebouwen aan de Blaak, het ronde Bouwcentrum. De vastgoedcrisis vanaf 2009 is gunstig voor het behoud van veel gebouwen. Transformatie wordt het nieuwe toverwoord. Ook het Groothandelsgebouw, Central Post, winkelpand Huf, het Industriegebouw aan de Goudsesingel, het Slaakhuys en de Rotterdamsche Bank (boekhandel Donner) zijn voorbeelden van succesvolle en inspirerende transformaties van wederopbouwpanden.
Bescherming
Wie denkt dat de toenemende bescherming van erfgoed uit de wederopbouwperiode alleen maar positief nieuws is heeft het mis. Stadsplanners en ontwikkelaars respecteren weliswaar de officiële rijks- en gemeentelijke monumenten, maar interpreteren dit ook heel strikt. Alle gebouwen die niet beschermd zijn kunnen dus zonder scrupules worden gesloopt. Aan de Slinge stonden twee katholieke kerkgebouwen van de Rotterdamse architect Harry Nefkens. De Sint-Bavo in Pendrecht was het meest bijzonder en werd gemeentelijk en vervolgens rijksmonument. De OLV Onbevlekt Ontvangen in Zuidwijk was wel een mooi ontwerp, maar iets minder bijzonder en werd dus met instemming van het bisdom gesloopt.
Iets vergelijkbaars gebeurde bij de Lijnbaan. Sinds 2010 is de Lijnbaan rijksmonument, maar dit geldt alleen voor het oorspronkelijke deel tot de Van Oldenbarneveltstraat. Ook hier redeneerden ontwikkelaars en gemeente dat het tweede deel van de Lijnbaan, volgens dezelfde ontwerpprincipes door dezelfde architecten tussen 1967 en 1970 gerealiseerd en niet beschermd, dus kon worden gesloopt in het kader van het winkelgebied Forum. Zo blijven de toppers bewaard, maar gaat de grote voorraad aan degelijke, goed ontworpen wederopbouw langzaam maar zeker verloren. Gelukkig is het Hoogkwartier als aandachtsgebied wederopbouw bestempeld, waardoor een flink contingent wederopbouw gehandhaafd blijft.
Helaas
Enkele prachtige gebouwen hebben het helaas niet gered. Meest te betreuren is waarschijnlijk de sloop van De Twaalf Provinciën van Herman Bakker in 1996. Een expressief Corbusiaans gebouw, maar ook een commercieel volkomen mislukte overdekte markthal. Eveneens uiterst expressief was het complex van de Ammanstichting aan de Boezemsingel van H.V. Gerretsen. De gebruikers waren ontevreden over het onpraktische gebouw, dat bovendien van negatieve invloed zou zijn op de leerlingenaanwas. Helaas in 2008 gesloopt. Het Calandlyceum uit 1962 van architectenbureau Kuiper, Gouwetor & De Ranitz was een prachtig voorbeeld van modernistische architectuur. Het bestond uit het hoofdgebouw met aula en verschillende paviljoens, met elkaar verbonden door verhoogde glazen wandelgalerijen. Het geheel lag in een groene buitenruimte. Bij de opening in 1962 werd het geroemd als het “vlaggeschip” van de Rotterdamse scholen, het “schoonste schoolgebouw in ons land” en “een kostelijk gemeenschapsbezit”. Aan de voorgevel van het hoofdgebouw bevindt zich een grote wandsculptuur van kunstenaar Louis van Roode. Het bijzondere paviljoenconcept bleek minder toekomstbestendig dan gedacht; het gebouw is in 2020 grotendeels gesloopt.
En natuurlijk dat prachtige Centraal Station van Sybold van Ravesteyn, sowieso de meest gesloopte architect van Nederland. Er is natuurlijk een prachtig ruim nieuw gebouw voor in de plaats gekomen, maar er was toch meer te doen geweest met elementen van het oude gebouw, zoals de monumentale oude hal.
Conjunctuur
Als het goed gaat met de economie, gaat het slecht met het monumentenbeleid. Er gaat de laatste jaren weer een nieuwe sloopgolf door Rotterdam. Goede en bijzondere woningbouw in Kralingen en Overschie moet sneuvelen, het majestueuze Dijkzigtziekenhuis blijkt jaren geleden al voor de sloop te zijn bestemd en de kantoorgebouwen aan de Boompjes en de Westewagenstraat zijn zonder pardon gesloopt. Terwijl keer op keer blijkt hoe goed geschikt voor hergebruik die royale en robuuste wederopbouwpanden zijn, zoals blijkt uit het succes van de Meent, de Pannekoekstraat en de Hoogstraat. ‘Niet meer van deze tijd’ zeggen de ontwikkelaars en wethouder in koor. Misschien is dat juist wel de definitie van monumentale kwaliteit, dat het niet van deze tijd is.
Oproep
Zijn er wederopbouwpanden die nog geen monument zijn, maar volgens u wel de moeite waard zijn om te behouden? Deel uw suggesties met ons.
- Het verhaal van
- Paul Groenendijk
- Onderwerpen
- Algemeen