- Artikelen
De betonwagens reden af en aan, zoveel werd er gebouwd
Met haar vader als directeur van de Rotterdamse BetonFabriek kreeg de jonge Irene Smit ’s avonds aan tafel in hun nieuwe appartement verhalen over de wederopbouw te horen.
Inwonen was normaal
Ze is net na de oorlog geboren en in afwachting van de vrijheid kozen haar ouders de naam Irene, godin van de vrede. De naam Irene is nooit meer zoveel gekozen als toen in 1945-46. Haar vader werkte bij Van Nelle als bedrijfsleider. Geen slechte baan, maar toch woonde het gezin Smit in bij opa en oma op de Statensingel. “Met nog veel anderen woonden we daar. De woningnood was na de oorlog gigantisch. Mijn oma vond het gezellig. Ik was haar eerste kleinkind en kreeg dus veel aandacht. Mijn moeder daarentegen vond het heel lastig. Je eigen opvoeding hanteren was bijna onmogelijk met al die andere mensen erbij.”
Een nieuw wederopbouwappartement!
Tot 1950 hebben ze bij opa en oma ingewoond. Toen kregen ze eindelijk hun eigen, net opgeleverde, flatje in de Hekbootstraat in de wijk Oud Mathenesse. Of het aan deze wederopbouwflat lag, weet ze niet maar een gevleugelde uitspraak van haar vader was dat ‘alle architecten veroordeeld zouden moeten worden om een tijd in hun eigen woningen te wonen!’ Ze kan zich ook nog herinneren dat er een familie bij hun in kwam wonen, de familie Laverman. Zij woonden op het Haringvlietterrein waar de nieuwe Rotterdamse Betonfabriek was gekomen. Bij de watersnoodramp in 1953 was het hele terrein onder water komen staan, waaronder huize Laverman. Haar vader, die net directeur was geworden bij de Befaro, nam het gezin tijdelijk in huis. “En ik verhuisde naar de buren, want twee gezinnen op 50m2 werd wel erg klein. Zes jaar was ik. Zo ging dat in die tijd.”
Mijn vader zei dat alle architecten veroordeeld zouden moeten worden om een tijd in hun eigen woningen te wonen.
Rotterdamse betonwagens
Vanaf het moment dat haar vader directeur werd bij de Befaro, kwamen ook de wederopbouwverhalen. Haar vader was een goede verhalenverteller. En dat er een hoop te vertellen was, was vanzelfsprekend. “De betonwagens reden af en aan, zoveel werd er gebouwd. Ze waren groen wit groen gestreept, de kleuren van Rotterdamse vlag. Spannend waren ook de nieuwe vrachtwagens met ronddraaiende ketels op wagen, die steeds groter werden.”
De betonwagens waren groen wit groen gestreept, de kleuren van Rotterdamse vlag.
Vader vertelt
“’s Avonds aan tafel vertelde mijn vader wat er allemaal gebeurd was die dag. Wat er goed ging, maar ook wat er allemaal fout ging.” Irene kijkt ondeugend, veel van de verhalen waren eigenlijk niet voor haar oren bestemd, maar daardoor reuze interessant. Haar vader vertelde ‘boevenverhalen’ over de aannemers en de opkomende veiligheidsmaatregelen waar men het nog niet zo nauw mee nam. Ze vertelt over een bouwongeluk dat veel indruk op haar maakte: “Een bouwvakker was gevallen en verongelukt. Dood. De veiligheidsgordels had hij niet om, maar die hebben ze alsnog snel aangetrokken. Want anders zou zijn weduwe geen uitkering van de verzekering krijgen.”
Haar vader vertelde ‘boevenverhalen’ over de aannemers en de opkomende veiligheidsmaatregelen waar men het nog niet zo nauw mee nam.
De grote projecten van Befaro
Ze heeft een lijstje meegenomen van de grote projecten waar haar vader bij betrokken was: De Bijenkorf (1957), de bouw van de eerste metro (1961-1968), De Doelen (1962-1966) en de Van Brienenoordbrug in 1965. En bij elk project gebeurde wel iets; “Rond het bezoek van Juliana aan de metrobouw had net de betimmering rond een paal het begeven. Het was tenauwernood opgelost maar gelukkig ging alles goed. Ook bij de bouw van De Doelen liepen ze tegen een technisch probleem aan, waar haar vader heel trots op was dat hij uiteindelijk de oplossing had bedacht.” Haar moeder mocht wel eens mee op excursie naar de bouw, zoals naar de pijlers van de ‘Brienenoord’, zijzelf moest het met de verhalen doen.
De wederopbouw werd gekenmerkt door de continue bouwgeluiden; "Wat dat betreft is er niets veranderd, Rotterdam bouwt nog steeds."
Shoppen op de Lijnbaan
In plaats van bouwplaatsen bezocht Irene in die tijd de spiksplinternieuwe Lijnbaan. "Als tiener kwam je daar veel. Je dronk wat bij Tearoom Scheffers, je kocht kleding bij Meddens en je eerste bh-tje kocht je bij Coppers. Ja, die zitten er allemaal niet meer. Alleen juwelier Heetman, die heeft er nog tot 2018 gezeten." Ze lacht als ze denkt aan de wederopbouw met de continue bouwgeluiden; "Wat dat betreft is er niets veranderd, Rotterdam bouwt nog steeds."
- Het verhaal van
- Irene Smit
- Periode
- 1945-
- Onderwerpen
- Verhalen