- Artikelen
Blijft dát van waarde weerloos in Rotterdam ?
Lito van Reede is de zoon van wederopbouwkunstenaar Johan van Reede en heeft zich verbaasd zo dan niet geergerd aan de wijze waarop de Hogeschool met het kunstwerk van Henkes is omgegaan.Hij schreef een gastbijdrage waarin hij de onderliggende vraag stelt: is kunst in Rotterdam weerloos?

Overzicht van Hal A met de bloemenwinkel en de mozaiekwand uit 1969 van Johan van Reede.
Collectie Lito van ReedeNiet eens zo lang geleden, in november 2021, werd bekend dat de Hogeschool Rotterdam, zorgvuldig, een wandschildering van Dolf Henkes liet slopen (red. ze lieten de sloop zelfs filmen voor een documentaire). Weer één werk in een te lange rij van gesloopte (wederopbouw)kunst in de openbare ruimte. Een krokodillentraan is op een webpagina van de HR&O te lezen, maar feit is, dat bijzondere openbare kunst uit een bijzondere Rotterdamse periode voor altijd is vernietigd.
Zoiets barbaars roept vragen op; was het te voorkomen, de manier waarop in orde en écht nodig ? “Het is de economie, domoor” is als uitdrukking een excuus voor degenen die laten slopen als zijnde zakelijk succes én vooruitgang. Dat kun je de slopers zelf, die dan niet zouden hebben gestudeerd, niet aanrekenen. Zij voerden een opdracht uit, nét als de kunstenaars die iets, in of rond een gebouw, maakten tijdens de wederopbouw, zoals o.a. Dolf Henkes (1903-1989) dat deed.
Hierbij een poging om de sloopdrift te verklaren maar nog beter, voorstellen om deze te voorkomen.

Ontwerp voor wandschildering uitgevoerd in het kantinegebouw van de Caltex Raffinaderij, Pernis, voorstellende Nobelprijswinnaar professor Van 't Hoff in zijn laboratorium, geflankeerd door muzen.
Dolf Henkes, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, AB14480Ontbreken regelgeving
Ten eerste ontbreekt nog altijd adequate regelgeving om cultureel erfgoed te beschermen.
Sloop wordt niet tegengegaan en omgezet in een bezienswaardig pluspunt. En dat in een stad waar al zo veel verloren was gegaan; je zou het juist als stedelijk aandachtspunt verwachten. Hoeveel goede initiatieven zijn er, ondertussen, niet gesneuveld ? Hoeveel mensen niet murw gemaakt? Deze kwestie van wil geldt helaas niet alleen voor Rotterdam; bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed en diverse erfgoedverenigingen valt het na te vragen. Hoe het zover komt ? Is het de wegwerpmaatschappij? De vaart der volkeren? Provincialisme? Praktisch onvermogen? Onwetendheid? Het is duidelijk iets wat aandacht, (op)voeding én regelgeving behoeft.
Zorgverplichting eigenaren
Het gaat namelijk om toegepaste kunst in de openbare ruimte, zoals wandschilderingen en mozaïeken, uit de Rotterdamse wederopbouw. Kunst die een verhaal vertelt over de stad, haar geschiedenis of het gebouw en zijn eigenaar. Toch zijn vele werken reeds gesloopt. Factoren waardoor dit gebeurt zijn er altijd genoeg. Soms is het excuus, dat het geen topkunst betreft. Wie bepaalt dat ? De economie, domoor? De kunstveiling van Sotheby’s of Christies? Of is het tunnelvisie; een beperkt perspectief ? Wie betaalt, bepaalt; de opdrachtgever, of broodheer, bepaalt hoe, in privaat belang, moet worden gehandeld, terwijl cultureel erfgoed ons allemaal, gemeenschappelijk, aangaat. Daarom is regelgeving nodig. Het vereist beschaving wanneer je het in beheer hebt, geen kaalslag. Soms zie je, bij een “sloopopdracht,” een poging tot redding via publieks- financiering. Zo’n initiatief komt, bij gelegenheid, vaak van de broodnodige erfgoedvereniging, soms door actie van buurtbewoners.
Maar analoog aan de vervuiler betaalt, zou, door regelgeving, een “sloopopdrachtgever” dat ook moeten mét een herplaatsing als standaard gegeven !

Het kleurige kunstwerk van Johan van Reede is inmiddels vervangen door zwarte tegeltjes.
Collectie Lito van ReedeKind met badwater weggooien
Ten tweede speelt geld een rol. Er wordt simpelweg geld verdiend door een gebouw, al of niet mét kunstwerk, te slopen voor iets anders. Het gaat, naast sloopwerk, mét ontwikkelaars om werk van aannemers, architecten en andere uitvoerders. Maar moet kunst in de openbare ruimte, ons cultureel erfgoed, dan worden uitgegumd of uitgewist ? Maakt onbekend, onbemind ?
Vóór de sloop van het kleurrijke mozaïek van mijn vader Johan van Reede (1921-2016) in het Groothandelsgebouw, nét voor het een Rijksmonument werd, is hem, medio jaren 90, iets anders voorgespiegeld; een herplaatsing. Van sloop wist hij niets, terwijl het zijn intellectuele eigendom was. Bij een ingreep in een gebouw wordt altijd de architect, als intellectuele maker, in kennis gesteld en die kan zich wettelijk, tegen aantasting of verminking, verzetten. Dát kon mijn vader niet meer; de kunstenaar werd in kennis gesteld van een “renovatie met herplaatsing,” maar bedrogen. De toenmalig particuliere directie meende, dat het mozaïek persoonlijk eigendom was en dat het zonder notificatie vervangen kon worden door zwarte tegeltjes. Een pijnlijke constatering. Een juridische procedure starten tegen deze cultuurbarbaren, terwijl een schadevergoeding vergeten kon worden lag niet voor de hand.
Een andere consequentie van deze destructie was, dat de stad Rotterdam nóg een bijzonder kunstwerk permanent kwijt was. Zo werd deze stad, in tegenstelling tot de idealen van de wederopbouw, letterlijk en figuurlijk, weer een stukje armoediger. Dringt dit besef niet door?
Er had al jaren geleden een dreigende schadeclaim, bij wet geregeld, moeten bestaan om deze geestelijke armoede, of barbaarse praktijk, te stuiten. Aan de markt moet je het niet overlaten, al zijn er ook enkele goede voorbeelden. Ik denk hierbij bijvoorbeeld aan de herplaatsing van het kunstwerk van Van Roode voor het Dijkzigt dat tegenwoordig in De Doelen hangt.
Smaken mogen verschillen, net als mensen die niets met kunst hebben, die denken dat het niets voorstelt of oude meuk is, tenzij het wellicht om een Rembrandt gaat? Tóch; ook hierdoor maakt gelegenheid de sloper. Blijkt er een zwaarwegend belang te bestaan om over te gaan tot sloop van een kunstwerk ? Dan kan zoiets eerst nog, in gezamenlijk overleg met de maker of erven én erfgoedvereniging, worden gewogen; iets wat, denk ik, ontbreekt. En daarmee kans op redding.

3 - Model Voortschrijdende vrouwenfiguur, Carasso
Autonome kunst
Ten derde werd er tijdens de wederopbouw, niet alleen toegepaste, maar ook autonome kunst gemaakt; beelden, schilderijen én dus ook teken- en prentkunst, wat grafiek wordt genoemd.
Mijn vader, kortom, zat in de oorlog op de avondacademie en overdag werkte hij bij zijn vader in het huisschildersbedrijf tot hij, met andere Rotterdammers, onder dwang in 1944, op transport werd gezet en in Duitsland te werk gesteld. En eenmaal terug moest je het maar zien te rooien en hij wilde kunstenaar worden. De stad moest wederopgebouwd. Er was een enorme woningnood; een eigen atelier was ondenkbaar. Er werden kunstenaarsgroepen opgericht.
De naoorlogse grafiek zoals van de Groep Ara en de Venstergroep ontstond op een, door de gemeentelijk Rotterdamse Kunststichting aangewezen plek, waar afdrukken konden gemaakt; etsen, litho’s en hout- of linosneden, die, vonden de kunstenaars, betaalbaar en eigentijds moesten zijn.
Bij elke groep stond één ets-, litho- en hoogdrukpers en onderling moest worden afgesproken wie, wanneer, wat deed. Het was ieder voor zich, maar toch kon je als groep exposeren met meestal een recensie tot gevolg. En misschien kon je meewerken in het maken van kunst in gebouwen of met iets op een manifestatie als Rotterdam Ahoy' in 1950?

Kunstenaars aan het werk voor de manifestatie Ahoy'. Links Dolf Henkes, tweede van rechts Johan van Reede.
Collectie Lito van ReedeCollectief Rotterdamse kunstenaars
Onbekend maakt onbemind; deze kunstenaars zitten niet in ons Rotterdams collectief bewustzijn. De kleurenlithografie, zoals van de Groep Ara en Venstergroep, was een, bij uitstek, Rotterdamse uitvinding. Ere wie ere toekomt, maar waar? De toegepaste kunst van Rotterdamse kunstenaars in gebouwen van de wederopbouw hebben een typerende vormtaal naast het gebruik van typerende materialen. Hoort dit alles niet in een Rotterdams museum van beeldende kunst thuis?
Tegelijk valt aan een Rotterdams museum van architectuur te denken. Goed voorbeeld doet goed volgen. Wellicht prikkelt het hedendaagse projectontwikkelaars en architecten om samenwerking met kunstenaars zoeken ? De wederopbouw van Rotterdam trok, óók internationale, belangstelling door de bijzondere samenwerking tussen architecten en kunstenaars.
In 2005, bijna 20 jaar geleden, was er een opmerkelijke opleving met gelijktijdige exposities in diverse galeries van de stad waar de grafische kunstenaars eindelijk een podium kregen door het verschijnen van het prachtige boek Sterk van Kleur van Ida Jager*; nog altijd een aanrader.
Deze belangstelling was kort. Museum Boijmans nam het toen niet mee, terwijl die kans er lag. Het had wel wat werk aangekocht, maar niet voor een permanent plekje, binnen haar muren, gezorgd.

Glaswand Le Jardin van Joop van den Broek in het Hilton
Platform Wederopbouw Rotterdam, 2022
Vanaf het exterieur is de glaswand Le Jardin te zien, maar minder spectaculair.
Marlies Lageweg, Platform Wederopbouw Rotterdam, 2018Wederopbouw als fundament voor culturele voeding
Tot slot wilde, ruim voor, maar ook na 2005, het Rotterdams kunstbeleid, liefst internationaal, eigentijdse kunst als speerpunt én, als het ware, met het Stedelijk Museum Amsterdam optrekken. Maar een belangrijke basis ontbrak. Waar was het fundament van de moderne visie gelegd door de vernieuwende Rotterdamse kunstenaars van na de oorlog? De heer Willem Sandberg (1897-1984) van het Stedelijk Museum Amsterdam kocht, al in de jaren 50 (!), werk aan van deze Rotterdamse kunstenaars en hielp hen, tot in Amerika, aan exposities. Over het fundament, dat de heer Sandberg in Amsterdam wél wist te leggen, is in Rotterdam heengestapt door gebrek aan structurele aandacht. In de inhoudelijke inrichting van het museum is de beeldende betekenis van de wederopbouw van de stad dé ontbrekende schakel in onze Rotterdamse culturele voeding en opvoeding.
En daarom krijgt niemand het mee; de inwoners, werkers, studenten w.o. kunststudenten, toeristen en bestuurders niet. Er ontbreekt voedingsbodem; iets waar juist een museum van beeldende kunst in had, en zou, moeten voorzien
In elk ander land, en dan maakt stad of dorp niet uit, zou er allang een monumentje zijn opgericht voor deze kunstenaars wanneer zij daar waren geboren. Voor de meer dan bijzondere bijdrage aan de kleurenlithografie naast de bijzondere kunst in de openbare ruimte gemaakt in de wederopbouw.
Het is kwalijk dat een plaatselijk museum van naam deze kunstenaars negeert. Waren zij fout in de oorlog? Nee, in tegendeel; lees het boek van Ida Jager! Wat doet deze vorm van amnesie met de stad? Het is kwalijk, dat diverse generaties, net als geïnteresseerde toeristen, niet worden gevoed met dit beeldende erfgoed; zij worden, al jaren, onwetend gehouden. Zij krijgen deze plaatselijke verworvenheid niet mee, terwijl het met de paplepel kan. Waarom niet? Het is van belang.
Het Verhalenhuis Belvédère beseft dit, bij uitzondering, wél. Museum Boijmans is nu jaren dicht. Het heeft het, weggestopte, werk in huis, maar óòk specifieke webpagina’s kunnen er niet van af; het besteed er nog altijd geen, structurele, aandacht aan. Is er dan geen stadsconservator? Hoe dan ook: onbekend maakt onbemind én weerloos!
Blijven we zó deze blinde vlek in de Rotterdamse kunstgeschiedenis onderhouden en het cultureel erfgoed negeren. Én daarbij zelfs nóg slopen ?
Het blijft kwalijk dat bestuurders, ook die van de jaren 20 in de 21e eeuw, hiertoe in staat zijn.
Het is tijd voor een nodige verandering; beter te laat dan nooit !
Lito van Reede, 2023
* Sterk van Kleur, Ida Jager: ISBN 9789059810099
- Het verhaal van
- Lito van Reede
- Onderwerpen
- Algemeen Gastbijdragen
- Kunstenaar
- Johan van Reede (1921-2016)